Het graven in de bodem is een milieubelastende activiteit als meer dan 25 m3 ontgraven wordt, waarbij onderscheid wordt gemaakt in graven in de bodem met een kwaliteit kleiner of gelijk aan (≤) de interventiewaarde bodemkwaliteit of groter dan (>) de interventiewaarde bodemkwaliteit. Voor beide milieubelastende activiteiten voor graven is een onderzoek verplicht.
Het saneren van de bodem is het (deels) wegnemen van de bodemverontreiniging óf het (deels) wegnemen van de blootstelling aan of contact met de bodemverontreiniging. Een verplichting voor het uitvoeren van een sanering volgt uit het omgevingsplan (bijvoorbeeld bij bouwen op een bodemgevoelige locatie). Bij het saneren van de bodem is bodemonderzoek nodig. In hoeverre nader bodemonderzoek noodzakelijk is hangt sterk af van de voorgenomen saneringsaanpak. Bij het verwijderen van een verontreiniging is het van belang de horizontale en verticale spreiding van de verontreiniging binnen de saneringslocatie te onderzoeken zodat de contour van de terugsaneerwaarde (waarde o.b.v. bodemfunctieklassekaart) in beeld is. Bij afdekken van een verontreiniging is doorgaans minder onderzoek noodzakelijk.
Eisen waar het graven in of saneren van de bodem aan moet voldoen
Voor het graven in of saneren van de bodem zijn verschillende protocollen en normen. Voor het uitvoeren van milieukundige begeleiding heeft BMA Milieu een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 6000 met, milieukundige begeleiding landbodemsanering met conventionele methoden en nazorg, protocol 6001 en Milieukundige begeleiding van graven in de bodem en saneren van de bodem, protocol 6005 (per 16-01-2024). De milieukundige begeleiding van tijdelijk uitname van grond, protocol 6007 (volgt later in 2024). Voor het uitvoeren van de laboratoriumanalyses heeft het laboratorium een erkenning bodemkwaliteit.